Gedichten

06-05-2012 12:27

De lijnen van je gelaat

    Kijk eens om me heen en vraag niet maar vergeet
    dat ik de trekken herken in de lijnen van je gelaat

    Een glimlach naar de glinstering van één van je
    eerste grijze haren
    Een knipoog naar dat litteken onder je linker
    ooghoek
    toen dat reusachtige afdekschot in je oogkas
    belandde

    Een rimpel op je oceaan, een frons in je haardos
    Al wat ik kan is zo hard lachen
    dat de tranen in mijn gedachten schieten van geluk

    Kijk eens met me mee en vraag me niet waarom
    ik de lijnen volg in je gezicht die ik gelaten heb

 

 

Een dag

    Wat als ik op een dag wakker wordt
    Wat zou ik daarvoor willen laten

    Draai me nog één keer om
    Geloven dat ik niet alleen ben

    Nee, samen door de nacht
    En dan de morgen tegemoet

 

 

Jij en ik

    Wil jij mijn vriendinnitje zijn
    Mag jij met mijn Lego spelen
    Zal ik je briefjes schrijven
    Vertellen waar ik van heb gedroomd

    Het was winter en de zon scheen
    Het was koud, ik was alleen
    De zee was kalmIk vond een mooie schelp
    Ik heb hem hier in mijn zakZal ik hem je geven

 

 IJsvrij

    Ik krab de ijsbloemen van het raam
    En terwijl het poeder onder mijn nagels smelt
    Hou ik mijn adem in en kijk naar buiten

    Zie hoe een besneeuwde twijg het aflegt
    Het Koolmeesje speelt alsof het schrikt

    Langzaam druk ik de klink omlaag
    Duw heel zachtjes tegen de achterdeur

    Ik breek de twijg in twee
    Prik ze kruislings in de grond
    En vouw mijn handen tot besluit

 

    

 

Vaal blauw

    De maan, de zon, het gezoem
    Roestige vegen in een vaal blauw rondom een spitse
    silhouet

    Deinend over velden, dansend over de sloot
    Langs takjes, sprietjes en stengels

    Dat je leegstroomt en je laat vullen
    Met de dingen die je lang vergeten was
    Dartel je door de tijdloze stilte
    Zo fiets ik mezelf wel tien keer voorbij

    De zon, de maan, de dauw
    een diep steenrood met zwart en oranje rondom
    dezelfde silhouet

    Het is zondagochtend, zeven hele slagen markeren
    ‘t moment
    Nog eens zeven slagen verder en dan ben ik thuis

 

   

 

Spiegelingen

    Drie zonnen ontmoeten elkaar bij de einder
    De middelste is in de vaart voor de zojuist geopende
    brug

    Ik blaas wolkjes en denk aan niets
    Beweeg even licht van het ene op het andere been
    Overzie de balans tussen aanname en streven
    Wat werkelijk is en wat ik wil dat werkelijk is

    Als ik nu zou laten al dat gelaten is
    al dat zich laat zien zich spiegelt zonder rimpeling
    Laat ik dan langzaam mijn schouders zakken
    als een ondergaande zon in november

    Even worden de twee zonnen één
    De middelste vloeit langzaam, langs zijn eigen weg

 

   

 

Als de stenen langs dit pad

    Achter je rug om bekijkt iemand hoe je loopt,
    Hoe jij je hand door je haar strijkt
    of struikelt over een losse stoeptegel
    Juist geen afgewend blik wanneer je halt houdt en
    je omdraait
    Ik ken ze niet en toch kennen zij mij beter dan ik

    Als de stenen langs dit pad een geheugen bezaten
    Eeuwig vochtig en bemost, ondanks de seizoenen
    Langszij een struikgewas, verwikkeld in haar dorre
    gedachtes
    Haar doornen krassend, een naam in je huid

    "Het is waar, het is waar!" is wat me moet doen
    geloven
    Dat ik met open ogen droom en ze sluit als de dag
    begint
    Bekeken door hen die kunnen voorzien en doen
    vergeten
    Wie daar voor me staat, dat ik dat ben

 

    

 

Geboortegrond

    Dwarrelende Beukenbladeren, vergeelde en groene
    zijden
    Aanschouwen hun laatste uur, de hemel, dan weer
    de aarde

    Zal deze boot spoedig aanmeren in mijn thuishaven
    Er is twijfel, ruik mijn geboortegrond aan zee
    proef het zout aan mijn lippen, slaak een verdwaalde
    zucht
    Hangend over de reling komen golven en gaan

    Plots is daar een windvlaag, scherend en fluitend
    over het dek
    De lucht slaat uit mijn longen en mijn geest dwaalt
    omlaag

    Welke wortels hebben me gevoed die nu met me
    lijken te breken
    Wie heeft dit zaad geplant en wie smoorde de kiem
    Velden verlaten, op goed geluk de wegen betracht
    Drinkend en verdrinkend in de liefde voor dit lied

    Maar deze bodem lijkt toch zou vertrouwd en
    vruchtbaar
    Hier wil ik doodgaan en geboren worden, telkens
    weer opnieuw

 

   

 

Zomaar ergens

    Soms sta ik stil en neem de omgeving in me op
    Onderweg naar zomaar ergens

    Soms doen mijn gedachten niet wat ik wil
    Altijd op weg en kijk soms achterom

    Soms loop ik voorbij aan al het schoon
    Altijd op weg en vergeet soms waar naar toe

    Soms draai ik me om en geniet
    Onderweg naar zomaar ergens